Waarin we ontdekken dat leugens de intermenselijke relaties (de relaties met mensen die dicht bij ons staan) verstoren. En waarin we ons afvragen of we de leugen in een dergelijke, vaak emotioneel beladen context kunnen detecteren.
Een definitie van de leugen en van de ‘boodschap’, de ‘ontvangers’ en het ‘belang’ leest u in het andere artikel over leugens.
Met ‘nabijheid’ verwijs ik naar een beperkte relationele afstand, zoals dat het geval is voor relaties in het dagelijks leven, op de werkvloer, binnen het gezin en meer algemeen binnen kleine groepen. De protagonisten zijn in dit geval: het individu, diens oversten en collega’s, diens partner en kinderen, diens vrienden en kennissen én diens buren, lokale handelaars, verkopers, dienstverleners,…
De leugen brengt hier ook de verdachten en getuigen bij het Parket en voor de rechtbank onder de aandacht, al gaat het hier om ‘nabijheid’ van een heel andere aard.
We mogen hopen dat affectieve, emotionele, fysieke of doelgerichte nabijheid het risico op leugens minstens verkleint. Toch strookt die hoop lang niet altijd met de waarheid, en dat om verschillende redenen. Ik citeer er hier vijf in uiteenlopende contexten.
We worden allemaal geconfronteerd met leugens van anderen. We ergeren ons terecht aan het feit dat we – al te vaak? – voor uilskuikens worden versleten. Toch moeten we hoe dan ook toegeven dat we ons in vele gevallen net zo gedragen als die ‘ander’ die we zo verfoeien. Daarop gaan we in dit artikel echter niet dieper in.
In wat volgt, trachten we twee vragen te beantwoorden: kunnen we de leugens van anderen in intermenselijke relaties onderkennen? En: kunnen we ons technieken eigen maken waarmee we dergelijke leugens makkelijker detecteren?
Uit sommige studies blijkt dat het mogelijk is leugens te onderkennen, hoewel het gaat om een delicate kwestie waarbij simplistische technieken ontoereikend zijn.
Daaruit leren we dat we voorzichtig moeten zijn wanneer we leugens denken te detecteren op basis van universele tekens die iedereen gebruikt. Op die manier kunnen we de bal flink misslaan. We hechten dan ook maar beter niet te veel waarde aan publicaties die ons een ondubbelzinnige interpretatie van ‘verraderlijke’ gebaren beloven.
Bescheidenheid en voorzichtigheid zijn geboden als we Pinokkio niet overal willen zien opduiken!
o Vóór we onze toevlucht nemen tot detectiesystemen
De meeste mensen die liegen, ondergaan merkbare fysiologische veranderingen. Dat de leugen vaak gepaard gaat met wat we tegenwoordig ‘stress’ noemen, is al langer bekend. Die stress doet de transpiratie toenemen, door een wijziging in de huidgeleiding.
We hoeven geen groot wetenschapper of gedreven politieambtenaar te zijn om dat op te merken. In heel wat omstandigheden heeft ieder van ons dat al bij anderen én bij zichzelf kunnen vaststellen. Hoewel de leugen vaak een andere huidgeleiding tot gevolg heeft, kunnen we debatteren over het feit of daarvoor nog andere oorzaken te vinden zijn.
We weten dat de ondervragingstechnieken van de Inquisitie niets gemeen hadden met die van moderne politiemensen (mogelijke ontsporingen niet te na gesproken) en onderzoeksrechters in onze westerse maatschappij.
In die tijd was de waaier aan onderzoekstechnieken erop gericht individuen onderuit te halen als die hun band met de ‘Boze’ ontkenden. De ‘bewijzen’ werden toen als onomstotelijk beschouwd. Zo werden beschuldigden gedwongen bloem door te slikken. Als die door een gebrek aan speeksel in de mond achterbleef, ging het onverbiddelijk richting brandstapel.
Tijdens een andere proef kreeg de betrokkene tijdens diens ondervraging over zijn wangedrag een leeggeblazen ei toegeworpen. Kneep die het ei stuk, dan was meteen bewezen dat het om een leugenaar ging [2].
Wetenschappers beseften de wel erg relatieve validiteit van dergelijke proeven, en bedachten machines waarmee de fysiologische veranderingen ten gevolge van leugens nauwkeuriger konden worden gemeten. Zo verschenen de eerste leugendetectors op het toneel.
Cesare Lambroso vond in 1885 een leugendetector uit die reageerde op schommelingen in de bloeddruk. Gelukkig werd die techniek al snel als te vluchtig en weinig overtuigend beschouwd.
Dankzij een meer diepgaande kennis van de menselijke fysiologie én een evolutie in de elektronica, kon de psychofysiologische benadering worden uitgebreid met parameters die rekening hielden met de huidgeleiding: lichaamstemperatuur, ademhalingsritme, hartslag, verwijding van de pupillen en bloeddruk.
Door de opkomst van de polygraaf konden verschillende fysiologische reacties worden gemeten aan de hand van interpreteerbare grafieken, die met referentiegrafieken konden worden vergeleken. Zo werd het perfect mogelijk duidelijke verschillen vast te stellen tussen mensen die zogenaamd geen fysiologische tekenen van stress vertonen en andere.
Dergelijke verfijnde metingen sterkten velen in hun overtuiging dat ze eindelijk over een onfeilbare leugendetector beschikten. Niets is minder waar! We mogen ons niet laten misleiden door een aantal Amerikaanse misdaadseries, waarin onderzoekers met de nodige apparatuur worden afgeschilderd als superwezens die moeiteloos quasi perfecte matches vinden op basis van digitale vingerafdrukken en DNA-analyses die door polygrafische tests worden bevestigd.
o Mogelijke verwarring tussen emoties en leugens
Dat er een verband zou bestaan tussen stress en merkbare, meetbare fysiologische veranderingen is geen hypothese meer. We kunnen redelijkerwijze aannemen dat dat een feit is. Kunnen we echter met zekerheid stellen dat die emoties een duidelijk teken van leugens zijn? Nee, zeer zeker niet!
De polygraaf geeft een beeld van de stress die een individu op een bepaald moment ondervindt. De emoties van dat moment komen niet tot uiting in ‘normale’ omstandigheden, wanneer de betrokkene niet ‘aan de tand wordt gevoeld’, zoals dat ten tijde van de Inquisitie werd omschreven.
We kunnen ons dan ook afvragen of de polygraaf niet gewoon een ‘emotiedetector’ is. In dat geval kunnen we het toestel onmogelijk als ‘leugendetector’ omschrijven. Die redenering wordt ingegeven door observaties die o.a. aantoonden dat de omgeving waarin de polygraaf wordt gebruikt de registraties beïnvloedt.
Mannelijke studenten namen deel aan een experiment waarin zou worden bestudeerd hoe ze over zichzelf praatten. Er werd hen uitgelegd dat de oefening in drie fases zou verlopen.
In een eerste fase stelde een empathisch psycholoog een reeks vragen in een welbepaalde volgorde. Hij kende het antwoord op die vragen vanuit het dossier van de deelnemers.
In een tweede fase stelde een andere psycholoog – die het eerste gesprek achter een glazen wand volgde – dezelfde vragen. Verschil: na een vooraf vastgestelde tijd riep de ondervrager tegen de student uit: ‘U beliegt me al sinds het begin van ons gesprek’. Iedere student verdedigde zichzelf, terwijl de polygraaf alle min of meer belangrijke veranderingen bij elk van hen registreerde.
Het laatste gedeelte vond in een totaal andere setting plaats. De psycholoog werd vervangen door een bijzonder aantrekkelijke vrouw (die ook psychologe was). Zij ging volledig in het zwart gekleed en droeg naaldhakken. Zodra ze de testruimte betrad, sloeg de polygraaf bij de meeste studenten tilt. Dat bleef ook zo, hoewel de vrouw niemand van de studenten in vraag stelde en zich heel empathisch opstelde.
Het experiment, dat trouwens talloze keren werd herhaald, geeft te denken over de zogenaamd absolute macht van detectoren. Het stelt bovendien vragen bij de manier waarop het gedrag van de ondervraagden werd beïnvloed door de autoriteit en het ervaren imago van de ‘ondervrager’.
o De werking van de hersenen ‘onder de loep’
Wetenschappers die vandaag de werking van onze hersenstam willen onderzoeken, maken gebruik van functionele magnetische beeldresonantie, waarmee ze magnetische fluctuaties in de bloedsomloop detecteren. Actuele studies spitsen zich toe op de hersengebieden die verantwoordelijk zijn voor de meeste van onze cognitieve vaardigheden.
Die benadering lijkt nieuwe mogelijkheden voor de detectie van leugens te bieden. Heel wat hypotheses gaan in die richting, maar de onfeilbaarheid van de strategie werd tot dusver nog niet aangetoond. Op zich, zegt dat genoeg.
Alain Hosdey
Alain Hosdey is licentiaat en consulent psychologische wetenschappen. Meer dan 40 jaar lang observeerde en evalueerde hij het gedrag van minstens 20.000 mensen tijdens selectieprocedures, outplacement, opleiding en carrièrebegeleiding. Hij is voorzitter van de HR-redactie van Edipro.
Toegang gebruikers